Goede sier

Hoe verbind je erfgoed met een goed doel?

De Scholtensschool in Wolvega stelde ons een moeilijke vraag. De school wilde erfgoed en kunst verbinden aan hun goede-doelenproject voor Malawi. Binnen het Kiekes-project, zoals Cultuureducatie met Kwaliteit in de Stellingwerven genoemd wordt, speelt erfgoed de hoofdrol. Aan ons de uitdaging om erfgoed, Malawi en kunst te verbinden. Samen met de school hebben we gekozen voor het onderwerp sieraden.

Alle leerlingen maken sieraden met als inspiratiebron:

  • historische sieraden uit het Fries Museum, waaronder oorijzers, horlogekettingen, kralensnoeren en zelfs een vervalste vikingschat.
  • sieraden uit Malawi (in de vitrine op school)
  • hedendaagse sieraad-ontwerpen (zoals deze)
  • eigen erfgoed, zoals een bloedkoralen ketting en wat de kinderen aandragen

Als alles klaar is, worden de sieraden verkocht ten behoeve van de kinderopvang in Malawi.

De start van het project was het bezoek van de Skotsploech uit Sneek, een folkloristische dansgroep. De week erna kwamen wij. De kinderen wisten nog goed hoe de sieraden van de mannen (horlogeketting met signetten) en de vrouwen (oorijzers, halssnoer) eruit zagen.

Verzamelen, verzinnen en ontdekken

In de groepen 1 tm 3 speelden we dat de kring een ketting werd, de wc-ketting was ons voorbeeld. Daarna rolden we samen zoutdeeg tot bolletjes, maakten ze plat tot cirkels, rolden ze op tot en cilinders, maakten slangen en slakkenhuizen en prikten er met een satéstokje gaatjes in. Daarna experimenteerden de kinderen met vormen, kleuren, compositie en de grenzen van het materiaal. ‘Mag ik ook mengen?’ Natúúrlijk mag jij mengen!’ Een jongetje ging zo op in zijn spel dat hij geen aandacht had voor de opdracht en op de tafel met reepjes klei een ‘golfmachine’ maakte. Hij vertelde honderduit, terwijl de laatste klasgenootjes hun stokje met kralen inleverden bij de juf, zodat ze gebakken konden worden.

poster groep 1-3

In de groepen 4 tm 8 lieten we op het digibord afbeeldingen zien van gouden, zilveren, houten en benen kettingen, armbanden, gespen, knopen en ornamenten uit het Fries Museum. Zelf hadden we ook een erfstuk meegenomen. Kinderen vertelden over sieraden die nog van oma of zelfs van háár oma waren geweest en over het oude horloge van opa.
De volgende serie afbeeldingen die we lieten zien waren sieraden uit Malawi, van oud Afrikaans kralenwerk (erfgoed!) en moderne leren bandjes tot de kalen die kinderen in Malawi van papier uit tijdschriften rolden.
We eindigden met sieraden van hedendaagse ontwerpers, gemaakt van ongewoon materiaal als plastic dopjes, textiel, hout en rubber en van de kapotte voorwerpen uit de rommella die toch niet weg mochten.

De eerste les onderzochten de leerlingen de mogelijkheden. Groep 4 en 5 kreeg materialen uit de natuur: schelpen, zaden, veren, houtjes en rubber. Verschillende kinderen hadden een maiskolf bij zich of een zakje schelpen. Juf had een heleboel droge venkelstengels meegenomen waarvan de kinderen holle pijpjes zaagden. Groep 6, 7 en 8 kreeg resten van de consumptiemaatschappij te verwerken: plastic, metaal en textiel. Zelf hadden ze ook wat rommeltjes meegenomen: kapotte kettingen, knopen, kralen. De leerlingen probeerden van alles uit: wat combineert mooi bij elkaar, hoe kan ik het ordenen, hoe kan ik het aan elkaar verbinden, hoe wordt het een sieraad en hoe kun je een sieraad dragen?

Een geweldige creativiteit barstte los, vooral in de groepen 4 en 5. Het hoefde nog niets te zijn, maar wat waren ze, na de eerste les, al ver!

poster groep 6-8

poster groep 4-5

Wie gaat jouw ketting kopen?

De opdracht in de tweede les was om de sieraden nu echt draagbaar en verkoopbaar te maken.

In groep 1, 2 en 3 begonnen we weer in de kring als ketting. Hoe konden we een nieuwe kring maken: van jongen-meisje-jongen-meisje? Bleken er twee keer zoveel jongens als meisjes in de klas te zitten. De kinderen hadden al snel door waarom we dit deden: de kring is een ketting en kralen kun je ook om-en-om rijgen op kleur! Ze wilden graag kettingen en armbandjes maken van hun zelfgemaakte kralen. Maar ze mochten niet mee naar huis…

poster groep 123

De leerlingen uit groep 6, 7 en 8 moesten ervoor zorgen dat hun sieraad veilig en draagbaar was en nadenken over hun doelgroep. Ze werden ineens een stuk conventioneler, want: wíe gaat je armband kopen als hij er ongewoon uitziet? ‘Is het belangrijk dat ík het mooi vind? Nee! Misschien maak je het wel voor je hippe zus, je stoere oom of je kleine buurmeisje’.

poster groep 678

poster groep 45

Groep 4 en 5 begrepen wel dat een ketting niet uit elkaar mag vallen en een armband niet kan gaan schimmelen. Ze maakten alles goed stevig aan elkaar vast en bleven trouw aan hun prachtige vondsten en combinaties. De tijd was veel te kort.

Windlust verbeeld

Een feest was het. De kinderen die bijna twee jaar geleden met Marcel en mij een beeldentuin hebben gemaakt wisten nog wie ik was en wat ze toen gemaakt hadden, zelfs de kleintjes!
Ik was te gast op de Wegwijzer in Wolvega. In het kader van Kiekes (Cultuureducatie met Kwaliteit in de Stellingwerven) gaf ik in elke groep een teken- of schilderles over de molen.

Woensdag 11 november bezochten alle groepen molen Windlust, de graanmolen in Wolvega. Ik was mee, want ik wilde samen met hen ervaren hoe de molen er uitziet en hoe hij werkt. De molen draaide niet zo hard, er was weinig wind.

Groep 1-2: wind

De dag erna is het windstil en mistig. De molen staat stil, zie ik als ik erlangs kom. De kleuters wachten op me in de kring. Ze kunnen zelf wel wind voor de molen maken! We voelen de wind als we met zijn allen tegelijk heel hard blazen. We voelen nog meer wind als we zwaaien met onze handen.
posters wegwijzer molenKunnen we de wind misschien ook bewaren? Ze kijken me nieuwsgierig aan. We kunnen de wind schilderen. Ik schep een klodder witte vingerverf op een dik vel schilderpapier en doe er een klein stipje zwarte verf bij. Een jongetje komt naar me toe en veegt met z’n hele hand zachtjes van links naar rechts over het papier. Alle kinderen trekken een schort aan en krijgen een vel papier met witte en zwarte verf. Binnen enkele minuten zijn alle witte vellen grijs ‘gewaaid’. Wat beweegt er allemaal in de wind? Blaadjes, want het is herfst! Heel veel blaadjes. De takken van de bomen bewegen ook, en vliegers in de lucht. En de wieken van de molen natuurlijk. Kleur voor kleur voegen juf en ik verf toe. De kinderen schilderen met de vingertoppen wat er allemaal draait en fladdert en wappert. Stipjes, vlekken, herkenbare vormen als bomen en molens. Alles waait door elkaar en de kleuren mengen zich. Later gaan ze er nog in tekenen, als de verf droog is en ik weg ben.

Groep 3-4: ervaringen en verhalen

posters wegwijzer molen2We starten met een gesprek over de molen. De kinderen hebben gezien hoe graan met molenstenen tot meel wordt gemalen en hoe de zakken met het luiwerk naar boven worden gehesen. Ze hebben de grote houten raderen zien draaien en de hele houten constructie voelen trillen. Ze zijn ook buiten op de stelling geweest. Achter de ketting. Vóór de ketting zwiepten de wieken vervaarlijk laag langs het plankier. De molenaar vertelde dat er ooit een meisje achter een katje de stelling op rende en gegrepen werd door de draaiende wieken: ‘op slag dood’. De kinderen vragen met grote ogen of ik dat meisje soms ken. Het verhaal heeft veel indruk gemaakt. Het verbaast me daarom niet dat veel kinderen die gruwelijke gebeurtenis in hun tekeningen verwerken. Ze tekenen de molen met wattenstaafjes met verdunde oostindische inkt. Meestal in doorsnede, want ik vraag of ze kunnen weergeven wat er in de molen gebeurt. Wat doet de molenaar? Wat heb je gezien? Wat heeft hij verteld? De kinderen tekenen met overgave en zeer gedetailleerd. Als de grijze lijnen erop staan, kleuren ze de tekening in met hun eigen kleurpotloden. In het doosje ontdek ik een tip die door de kinderen gretig wordt opgepikt: door kruislings over elkaar te kleuren kun je mengen!

Groep 5-6: het raderwerk

posters wegwijzer molen3Op het digibord laat ik het eerste plaatje zien: een molen van Knex. Of ze dat herkennen! Lego kennen ze natuurlijk ook. Dat kleine propellertje, zorgt die voor de wind? Ik laat de belangrijkste uitvinding van de mensheid zien: het wiel. Een half vergane houten schijf uit de prehistorie. Hij is rond, ja, maar het belangrijkste zit in het midden: de as. Toen het wiel eenmaal was uitgevonden konden er ook tandwielen worden uitgevonden, zoals die enorme houten tandwielen in de molen, die ervoor zorgen dat wind in meel wordt omgezet. Leonardo da Vinci tekende ze al. De kinderen gaan tekenen met houtskool. Eerst oefenen ze staand cirkels en ellipsen tot de vorm soepel op het papier komt. Dan rechte lijnen met het krijtje plat op het papier. Ze maken schaduw met een wattenstaafje en witte plekken met kneedgum.
Daarna tekenen ze, op een mooi wit vel tekenpapier,  tandwielen en assen als onderdeel van een heel grote machine. Alle vellen papier moeten op elkaar aansluiten als een puzzel. Spontaan spreken ze met elkaar af dat één jongen het begin tekent: de deur van een tijdmachine. Eén meisje wil wel de wieken tekenen, voor de aandrijving.

Groep 7-8: schilderen met je oren.

Voor deze groep ontwikkelde ik een schilderdictee met Mondriaan’s Molen bij zonsondergang. De molen als baken in het landschap. Boodschapper in vroeger tijden. Een achtkante bovenkruier, identiek aan de bovenkant van molen Windlust, die in zijn vorige functie de Mijdrechtse polder bemaalde.posters wegwijzer molen4
Eerst analyseren we in stapjes het schilderij. De horizon, de kleuren van de lucht en de spiegeling in het water, de vorm van de molen en de plaats op het schilderij. Dan gaan we naar de hal, waar tafels klaar staan om aan te schilderen. Daar lees ik zin voor zin het dictee voor. Ik wijk al snel van mijn voorbereide dictee af om uitleg te geven, want het is hartstikke moeilijk om precies de goede kleur te mengen. Acrylverf op kleine plastic paletjes. ‘Is dit goed?’ Het stralende goudgeel wordt groenig door de blauwe verf die al in de haren van de kwast zit. Iedereen vindt dat- ie meer verf nodig heeft en een groter palet. Ik beperk de hoeveelheid met opzet, om te voorkomen dat de verf in een mum van tijd vuilbruin is gemengd.
Als het schilderdictee af is veranderen de kinderen hun schilderij totdat ze het echt mooi vinden. Een jongen maakt er een Vincent van Gogh van, drie meisjes willen de hele verdere dag wel doorgaan. Ik vind dat ze heel hard en goed hebben gewerkt. De kinderen willen zó wel vaker dictee! Een meisje schildert liever naar eigen idee. Dat snap ik wel. Ik vertel dat ik deze opdracht bedacht omdat kinderen van haar leeftijd altijd zo kritisch zijn, en zo is het makkelijker, heb je houvast.


Wethouder Frans Kloosterman kwam op bezoek. Blijken we elkaar te kennen: hij heeft onder leiding van Marcel in 2013 een schilderdictee gehad bij ons in het atelier!

Anders kijken naar bomen met groep 4

Anders kijken met groep 4

Anders kijken naar bomen met groep 4 | Flickr – Photo Sharing!.

Woensdagochtend 2 april, half negen. Dichte mist en een afspraak met groep 4 van de Schalmei in Haulerwijk om samen naar een oude kastanjeboom te gaan kijken. Natuur, erfgoed en kunst komen bij elkaar in dit cultuurproject. We gaan dan ook niet gewoon kijken, maar kijken met ‘andere ogen’. Het idee komt van wijlen Carolien Euser en Madelinde Hageman; o.a. samen met Maartje Jaquet zet zij het project voort. (Herrekijken, deze opdracht heet ‘boomkijken’). Ik geef er een eigen invulling aan.

De kastanjeboom was ondanks zijn respectabele leeftijd niet zo heel karakteristiek. Er zaten geen dikke grillige takken en knoesten in de boom. We zagen de hoge rechte stam, de kromme takken, de glanzende knoppen. Toen ik vroeg of ze dat ook zagen: ‘die tak onderaan, met de vorm van een olifantenslurf?’, keken de kinderen me wat wazig aan, tot een jongen riep: ‘Ik zie een slang!’ en een ander: ‘een hondenkop, en een paard’. Daarna ontdekten ze steeds meer: slagtanden, een vissenkop, een hertengewei, een naaktslak, een spinnenweb, een walvis. Ze kregen een schrijfplankje en een camera om vast te leggen wat ze zagen. ‘Ga er maar helemaal naartoe. Als je niet dichterbij kan, kan je inzoomen’. Kinderen die even op weg geholpen moesten worden nam ik mee tot dicht bij de boom: ‘nu lijkt het wel op de poot van een stokoude reuzen-dino, met schubben, zie je wel?’. Voor één jongen werkte dat niet en bleef de boom alleen maar boom.

Op school printte ik de foto’s uit en op transparant plastic tekenden de kinderen het dier dat ze gezien hadden over de foto heen. Als ze het vergeten waren, mochten ze opnieuw kijken. Tenslotte tekenden ze de details erbij. Verrassend was dat de meeste kinderen naar de vormen tússen de takken hadden gekeken, niet naar de takken zelf, de knoppen of de schors. Verrassend was ook dat er heel veel onderwaterwerelden op de transparanten verschenen. En die jongen die alleen een boom zag? Die heeft, terwijl hij de boom tekende, een mooie analyse gemaakt van hoe bomen groeien en uitgelegd hoe de kleinere boom rechts op zijn foto stond ten opzichte van de kastanje: ‘op de achtergrond. Ik zie dat omdat hij hoger op het papier staat’.